‘Het wordt tijd dat je in mijn auto leert rijden,’ zegt Harm.
Zijn zwarte suvve BMW is een automaat, de nierengrille associeer ik altijd met een walvismond. Toen Jonas in de walvis zat, van je een twee drie. Hij had geen hemd meer om zijn gat, van je een twee drie. ‘Moet te doen zijn, als ik mijn linkervoet vastbind,’ zeg ik. ‘Anders zal ik in noodsituaties automatisch eerst verkeerde handelingen uitvoeren, met tragisch tijdverlies als gevolg.’ 

 

Onderweg naar Zwolle plaats ik mijn linkervoet voor de zekerheid in een spastisch ogende houding, om ingesleten schakelgedrag te voorkomen. 
Ik zet Harm af bij de psychiater. De praktijk is gehuisvest in de kelder van een bedrijfsverzamelgebouw. ‘Goed gekozen locatie,’ zeg ik.
‘Het is een donker hok,’ mokt Harm.
‘Lekker freudiaans.’
Harms gezicht staat op donderwolken. ‘Blijf je een beetje in de buurt?’ vraagt hij.
‘Hoezo?’
‘Voor als ik eerder weg wil.’
‘Je mag niet eerder weg.’
Harms ogen bliksemen en hij draait het hoofd naar het raam in zijn portier.
‘Weglopen is geen optie meer,’ zeg ik zo lief mogelijk. Ik leg mijn hand op zijn bovenbeen en door de stof van zijn designerbroek heen voel ik de klamme hitte van een paniekaanval. Totdat je dichtbij komt, kan Harm zichzelf prachtig verhullend verpakken. Ik ben benieuwd wat zo’n psychiater allemaal in hem ziet. En mist. ‘Hier hebben we het over gehad. Als het echt confronterend wordt, wil iedereen het liefst vluchten. Het moeilijkst zijn de momenten vlak voor een doorbraak. En die doorbraak heb je nodig om verder te kunnen.’


afbeelding door Tineke Oosterwijk

Ik ga mijn tijd zoetbrengen in het nabije ziekenhuisrestaurant. 
‘Wilt u een stempelkaart?’ vraagt de kassamevrouw. 
Herkent ze me van vorige week? ‘Ja, doe maar.’
Ik kies een zitkuipje naast een eenpersoonstafeltje en pak de nieuwe roman van Griet Op de Beeck uit mijn tas. 
In dit streekziekenhuis ontdek ik meer mensen in Staphorster klederdracht dan traditionele moslims. Wat ik met deze constatering wil zeggen, weet ik nog niet, ik schrijf haar op voor later.
Bij de psychiater lopen, wat een rare uitdrukking is dat eigenlijk. Ik zie Harm ijsberen in die donkere kelder en ik grinnik. Hij zit gewoon in een stoel. Sofa’s om op te liggen, daar begon het mee. Niks lopen en toch rept de uitdrukking over lopen. Of is dat lopen overdrachtelijk bedoeld, verandert er iets aan je stilstaan, loop je leeg? Ik zwalk bij de psychiater, dat zou een betere uitdrukking zijn. Of ik strompel.
Griet gaat ongeopend terug naar mijn tas. Als ik bij de draaideur ben, hoor ik - serieus! - iemand geruststellend tegen een groep mensen zeggen: ‘Busje komt zo.’

 

Op de terugweg trekt wederom alle gevoel uit mijn linkervoet. Ik zit met Harm in de walvis en half verdoofd hoor ik hoe langzaam het hemd van zijn gat valt. 
Klunen, dat is het juiste woord. Hij kluunt bij de psychiater.