Amsterdam, Amstelstation. De afgelopen week heb ik weinig anders gedaan dan schrijven, nu is het vrijdagavond. Ik ben ruimschoots te vroeg en het restaurant waar ik heb afgesproken, wil ik nog niet bezoeken. Ik verbeid de tijd liever op het station, mensen kijken. Mensen die onderweg zijn naar, altijd onderhoudend. 

 

In de Albert Heijn to-go bestudeer ik op mijn gemak de koelvitrine met sapjes en smoothies. Een flesje vloeibare spinazie met avocado lonkt naar me, ik pak het vast. Er kan een restje groen tussen m'n tanden blijven zitten, ik zet het flesje terug. Een oatmealsmoothie met mango en maracuja is een betere keuze, als er iets vastkleeft, is het in elk geval niet van een opvallende kleur. Bij het schap chocoladerepen draal ik.
‘Mooie ketting heb je om.’
Ik kijk opzij. Een knappe gast, begin veertig? 
‘Dankjewel. Dus jij had ook zin in chocolade?’ Ik wijs op de reep waar hij stukjes van afknabbelt.
De man lacht innemend. Hij oogt bovengemiddeld verzorgd. Ik val op zijn type.
‘Tony’s Chocolonely is mijn favoriet,’ zeg ik. ‘Ze verkopen hier helaas alleen de kleine repen.’ 
‘Ik houd van puur,’ zegt hij.
‘Man, hè?’ Ik kijk hem vol in de ogen.
‘Sterk,’ zegt hij. ‘Mannen houden van sterk.’
Ik lach.
‘Wij moeten ook een beetje sterk zijn,’ vervolgt hij. ‘Dat vinden vrouwen aantrekkelijk. Heb jij een man?’
Oei, wat is hij direct. Maar misschien is dit mijn momentTromgeroffel in de film die Tooske heet, nietsvermoedend loopt zij hem in de supermarkt tegen het lijf. De beste impulsaankoop aller tijden. Ik wik. Is hij niet te jong? Ik weeg. Hij ziet er lekker uit. In een fractie van een seconde koppelt het brein vernuftig alle synapsen naar de volgende aansluiting. Ja, hopelijk bijna, dat zou ik nu graag willen zeggen, maar dan denkt deze leukerd natuurlijk dat ik hem aanmoedig. 
‘Ja. Sorry,’ lieg ik. Zelfs in verkennende ontmoetingen ben ik monogaam. Ik loop naar de kassa en reken af. 


afbeelding door Tineke Oosterwijk

Het zitje in de stationshal is een prima plek om de traktaties te verorberen. Op het moment dat ik de smoothie naar mijn mond breng, komt de man de winkel uit. We kijken elkaar aan. 
‘Eet smakelijk,’ zegt hij in het voorbijlopen. Hij lacht opnieuw. ‘Ik ben jaloers.’
Ik lach terug. Cognitieve dissonantie, hij was te jong, waarschijnlijk een stoeihunk. Ik pak mijn tas en loop naar het restaurant. Laat Jules zo geweldig zijn dat ik met hem wil daten.