Koopavonddrukte, in het café heb ik de enige vrije tafel veroverd. Ik had gehoopt dat Max − klassiek, lichtelijk verweerd studentikoos type − er al zou zijn om zich van deze taak te kwijten, ons voortraject wekte de indruk dat hij op een prettige manier weet hoe het hoort. Even later de beruchte eerste tien seconden van elkaar zien, een waarschijnlijk niet.

 

Verwoed speelt Max de kauwgom in zijn mond van links naar rechts en terug, als voetballers die een opening zoeken. Hockeyers. Zijn welkomstzoen verraadt de drabbige geur van een stiekeme roker, die erop vertrouwt dat een vleug mint zijn zonde verhult of op zijn minst tot verwaarloosbaar verkleint. Sommige dingen begrijp ik gewoon niet. Drie dagen geleden annuleerde Max onze afspraak, vanwege zijn ‘rikketik’ moest hij acuut langs de huisartsenpost. En een halfjaar geleden is hij gedotterd. 
Max’ gezicht vertoont meer butsen en groeven dan zijn whatsappfoto, die op zijn beurt beduidend minder gefotoshopt is dan zijn foto op de datingsite. Dat zo’n man niet bedenkt dat de eerste indrukken de promotiefilmpjes zijn voor de bioscoopvoorstelling die hij zelf is. Ga ik kijken, of loop ik de zaal uit? Daten is vooral teleurstellingen leren hanteren, ik stel de aftocht uit.

 

De kauwgom ligt in de asbak, ik hield het bij twee rode port en Max is vijf bier verder. Hij heeft een schaal met kaas en worst en een bord Belgische frieten soldaat gemaakt. ‘Even wat bikken, ik heb niet geluncht.’ Hij is drukdrukdruk met de papierwinkel van een freelance-opdracht.
Een boel blabla-uiterlijkheden zijn de revue gepasseerd. Er gaat veel geld om in zijn familie, de koters hebben bankrekeningen waarvan ze het saldo niet hoeven te weten, feiten die me tegenstaan als ik ze tijdens een eerste ontmoeting om de oren geslagen krijg. Net zoals het me niet bekoort dat iemand ‘Nee wijfie, laat me nou even uitpraten,’ zegt als het me dreigt te lukken om eindelijk dat zelfingenomen geratel tot zwijgen te brengen.
‘Als je lacht, ben je best lief.’ Brutaal laat Max mijn neus tussen zijn vingers doorglijden. 
Bedoelt hij mijn beleefde lach, het medelijdende lachje om deze karikatuur van zichzelf of mijn echte lach, omdat hij ergens aandoenlijk is? 
‘Kom meid, we halen even een frisse neus.’ 
Ach, wat maakt het uit, dit is verworden tot een grappige onderzoeksdate. Max wankelt twee Brogues-stappen voor me uit. Af en toe hangt hij, lichtelijk scheef, half voor me, dan doen mijn Paul Greens een pas opzij. Zo zwalken we toch beiden.


afbeelding door Tineke Oosterwijk

Koffie op een terras. Max eet zijn koekje niet op, ik vraag of ik het mag. 
‘Dat gaat je een kusje kosten.’ Hij informeert wat ik van een relatie verwacht. ‘Ik wil je tout simplementzo nu en dan zien,’ deelt hij alvast mee. ‘Wijfie!’ 
Ik zeg dat ik iemand helemaal te gek wil vinden en denk aan Ervin. 

 

Oppervlakkigheden op weg naar het station om het gesprek gaande te houden. ‘Hoelang doet de trein er over naar Naarden?’ 
‘Wil je mee?’ antwoordt Max olijk. 
De snoeperd. Veel mannen zien een date als een interview om te kijken of er seks mogelijk is. Zijn er vrouwen die dan inderdaad met dit boemeltje meerijden? Ik trek het hoofd tussen de schouders om de greep van Max’ arm te laten verslappen. ‘Nee joh!’ 
Max lacht, ik lach mee. 

 

Bedankt voor een leuke avond, binnen tien seconden wisten we dat het niets zou worden, appt hij vanuit de trein. 
Waarom dan al dat geflirt? Jij ook bedankt, schrijf ik. 
Fascinerend wat mensen doen en niet doen, zeggen en niet zeggen. Zal ik het opgeven, dat stomme daten? Ondanks mijn researchtactiek blijft het pijnlijk teleurstellend.